donderdag 11 september 2014

Les 1: Het Lesfasen model




LES 1.

Reflectie van mijn eerste les Beeldende Vorming.

Dat was best even schrikken, die eerste les Beeldende Vorming!
Een super moderne omgeving met zes schermen, een soort donkere kamer met camera's, een docent die prak over moderne media, fotoshoppen en Flip in de klas.
Geen knutsel frutsel, wc rolletjes, yoghurt bekers, papier maché en andere zaken die ik associeerde met handvaardigheid.
Gelukkig was Ingmar erg enthousiast en gaf hij aan dat hij vorig jaar ook zo z'n twijfels de eerste les.
Was het dan ook misschien haalbaar voor mij!

Waar wilde de docent naar toe met de opdracht die we deden, de toren in Parijs? Grappig dat groepsproces bij het bouwen van de toren, maar waar ging het om? 

Aan het eind van de les werd het duidelijk. 
De hoogste, stevigste toren was gebouwd door het groepje dat een veel gedetailleerde beschrijving had gekregen dan de andere groepjes. Die moesten zelf nadenken en zich een beeld vormen van het gestelde "probleem": een toren bouwen met papierstroken.
We werden tot nadenken gedwongen:Wat zou nu de juiste aanpak van een les beeldende vorming zijn: geef je de leerlingen die gedetailleerde opdracht of laat je ze zelf nadenken? Bij de eerste opdracht leren de leerlingen solide technieken, maar leren ze ook zichzelf een beeld vormen van de oplossing? 
Hier ligt een spanningsveld waar ik nog niet zo één, twee, drie uit ben. 
Wat gaat mijn visie worden?

Ik heb eerst maar eens een rondje op de basisschool langs de groepen gemaakt. Volgens mij werken ze daar volgens de "voordoen en zelfde nadoen" methode. Waar kunnen de leerlingen hun eigen inbreng kwijt? 
Het thema is Kermis. Zie de foto's.:







De laatste foto, die van de "Spin" een soort snelle draaimolen waar de leerlingen uit groep 6 helemaal weg van zijn, voldoet mijns inziens het meest aan de visie waarin leerlingen tijdens een les beeldende vorming, hun eigen beelden omzetten in een product.
De andere producten sluiten aan bij de visie : zo goed mogelijk de juf of meester nadoen.

De theorie van les 1:

Het lesfasen model.

We leren vandaag hoe een les beeldende vorming opgebouwd wordt. In drie fasen: Inleiding, kern en slot. De processen die hierbij nodig zijn om leerlingen iets te leren zijn: receptie, productie en reflectie.

Bij receptie, het proces wat bij de inleiding of voorbereiding hopelijk optreedt bij een leerling, wordt uitgelegd wat de bedoeling van de les is. Wat wordt er van de leerling en zijn product verwacht. De introductie is een soort warming-up voor de les.De opdracht zal aansluiten bij wat de leerlingen op dat moment bezig houdt. In de vorm van een verhaal, door het laten zien van een filmpje of door een gesprek waar leerlingen worden geprikkeld mee te denken, worden de leerlingen warm gemaakt voor de opdracht en kunnen ze zich een beeld vormen van, hoe ze de opdracht gaan aanpakken. 
Rekening houdend met de eigen creativiteit en ideeën van een leerling zullen in deze fase van de les, de verwachtingen van de leerkracht duidelijk gemaakt worden. Het technisch doel wordt duidelijk gemaakt en het beeldend doel. 

Bij de productie, het produceren, het vervaardigen van de opdracht, gaan de leerlingen aan het werk.
Als leerkracht kan je in deze fase begeleiden en stimuleren. Sommige leerlingen zullen direct aan de slag gaan, anderen zullen wat meer tijd nemen en er zullen leerlingen zijn die nog meer geprikkeld moeten worden om oplossingen in beeld te geven op de gestelde verwachting.

Tijdens "het produceren" kan de leerling van een afstandje het werk bekijken, daardoor ideeën opdoen en weer verder gaan. Een ander komt tot een nieuw idee door met anderen over het werk te praten. Een ander heeft wellicht de leerkracht nodig om verder te komen.


Met overleggen, afstand nemen, beeldend denken, komen tot een product.

Reflecteren op elkaars product.










Bij het reflecteren, aan het einde van de les, zal de leerkracht proberen samen te vatten of de aan het begin van de les gestelde doelen, door de meeste leerlingen zijn gehaald. De producten zullen worden besproken. En ook de manier van werken van de leerlingen. Zijn er de juiste technieken gebruikt, is er serieus aan de opdracht gewerkt, hoe werd er omgegaan met tegenslag.
Belangrijk in deze fase is, dat er met respect naar elkaars werk wordt gekeken en er op een positieve manier over het product wordt gesproken.